Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 64432 

Re: Tennis

maar als ik dit doe voor vraag één dan krijg ik :
(0.6·0.6·0.5)+(0.5·0.4)=0.38
en voor twee
(0.5·0.4)
en voor drie
(0.5·0.6·0.6·)+(0.5·0.6·0.4)

g
3de graad ASO - maandag 28 februari 2011

Antwoord



1.
Nee toch? Er zijn 3 manieren voor C. om te winnen:
0.5·0.4+0.5·0.6·0.6+0.5·0.6·0.4=0.5

2.
0.5·0.4+0.5·0.4=0.4

3.
Dat zal dan wel 0.6 zijn denk ik...

Ik weet niet... Moeilijk?

WvR
vrijdag 4 maart 2011

©2001-2024 WisFaq