\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Waarde bepalen

Het betreft een voorbeeldopgave van een parabool uit mijn studieboek als volgt. De functie moet een minimum hebben en dit minimum moet positief zijn. Het extreem is {4(a-2)a-(a-2)2}/4a. en dit is slechts dan een "minimum", als a0.
Wil dus het minimum positief zijn, dan moet:
4a2-8a-a2+4a-40 of 3a2-4a-40 Nu de uitwerking:
3{a2-(4/3)a-(4/3)}0 of 3{a2-(4/3)a+(4/6)2 -(4/6)2-(4/3)}0 of 3{(a-(2/3)2-(16/9)}0 of 3{(a-(2/3)}2-(16/3)0 of {(a-(2/3)}2(16/9) of a-(2/3) +/-sqr(16/9) of
a(2/3)+/-(4/3)
a(2/3)+(4/3) -® a2 Dit is conform de gestelde eis en dus goed. of
a(2/3)-(4/3) -® a-(2/3) En hier is mijn probleem, want het antwoord moet zijn: a-(2/3) Dit nu begrijp ik helaas niet goed. Wie kan mij hierbij helpen? Bij voorbaat heel veel dank!

Johan
Student hbo - dinsdag 9 maart 2010

Antwoord

Het minimum van de functie is gelijk aan {4(a-2)a - (a-2)2}/(4a)
De teller van deze breuk kan geschreven worden als (a-2)(4a-(a-2)) ofwel als
(a-2)(3a+2).
Hierbij is gebruik gemaakt van de gemeenschappelijke factor (a-2) die de termen in de teller hebben.
Blijkbaar is a0. Wil het extreem dus óók positief zijn, dan moet de teller positief zijn, ofwel (a-2)(3a+2) 0.
Dit leidt tot a2 of a-2/3
Nu zou dit laatste weer moeten vervallen, want je schrijft dat a0 moet zijn.
Kortom: je houdt over a2.

MBL
dinsdag 9 maart 2010

©2001-2024 WisFaq