\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Geld en dobbelstenen

1.
Thomas heeft 10 biljetten van 10 €, waarvan 2 valse.
Bij een aankoop betaalt hij met 5 biljetten lukraak onder de 10 biljetten in zijn zak.

Bereken de kans dat hij gedeeltelijk met valse biljetten betaalt (dus met tenminste 1 valse biljet)?

2.
Toon aan dat de kans op minstens 1 zes bij worpen met een dobbelsteen groter is dan de kans op minstens 1 dubbele zes bij 24 worpen met 2 dobbelstenen .

Dank u wel

junaid
Student Hoger Onderwijs België - woensdag 16 december 2009

Antwoord

1.
Bereken de kans op 1 vals biljet en de kans op twee valse biljetten en tel ze bij elkaar op. Dat is de kans op minstens 1 vals biljet.

2.
Hoe vaak gooi je met die ene dobbelsteen? Dat staat er niet... nu zeg dat dit zes keer is. De kans op minstens 1 zes bij 6 worpen met een dobbelsteen is gelijk aan: 1-(5/6)60,665.
De kans op minstens 1 dubbele zes bij 24 worpen met twee dobbelstenen is gelijk aan: 1-(35/36)240,491.
Nu jij weer...


woensdag 16 december 2009

 Re: Geld en dobbelstenen 

©2001-2024 WisFaq