Sinusregel en cosinusregel (berekenen hoeken)
Vraagstuk: In een driehoek ABC is [AB] dubbel zo lang als [AC] en is hoek A = 45°. Bereken hoek B en C. Antwoord: B = 28° 40' 30 " , C = 106° 19' 30" Hierbij heb ik al gebruik gemaakt van de cosinusregel en sinusregel. Telekens loop ik vast.
Ben
3de graad ASO - zondag 7 juni 2009
Antwoord
Als AB = 2 dan is AC = 1. Omdat het slechts om de verhoudingen van de zijden gaat, kun je gewoon een waarde voor AB kiezen. Laat uit C de hoogtelijn CD neer op AB. Omdat driehoek CDA gelijkbenig rechthoekig is, is AD = CD = 1/2Ö2 Dan is BD = 2 - 1/2Ö2 en je weet nu de tangens van hoek B, namelijk CD/BD. Via de inverse tangens vind je de gewenste hoek. Uiteraard kan het ook met de sinus- en cosinusregel, maar waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? MBL
MBL
zondag 7 juni 2009
©2001-2024 WisFaq
|