De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Welke toets kan ik gebruiken?

Ik heb een experiment gedaan naar het effect van voetplaatsing op de maximale heuphoogte. (loopstijl als functie van voetplaatsing) Ik heb hiervoor 9 personen, op dezelfde snelheid, zowel met hiellanding en met voorvoetlanding (voetplaatsing is of hiellanding of voorvoetlanding, (2 mogelijkheden)) laten lopen (op een loopband) en hiervan videoopnamen gemaakt. Per persoon is uit deze opnamen de frame waarin de grootste heuphoogte optrad opgezocht en van dat beeld een print gemaakt waarin de max. heuphoogte is opgemeten. (bv 6,6 cm bij hiellanding en 6,8 cm bij voorvoetlanding) Mijn hypothse is dat de maximale heuphoogte groter is bij voorvoetlanding. Ik heb de metingen omgezet in percentages waarbij steeds de hoogte bij hiellanding op 100 is gesteld en de hoogte bij voorvoetlanding dan bv 102,3 is zodat de verschillen die optreden bij de proefpersonen met elkaar kunnen worden vergeleken. Ik vind hierbij vrij kleine verschillen die, gezien de meetmethode, ook het gevolg van meetfouten kunnen zijn. Toch vind ik telekns een positief verschil hetgeen zeer onwaarschijnlijk zou zijn als de verschillen het gevolg zouden zijn van meetfouten. Hoe kan ik nu toetsen of de gevonden verschillen significant zijn en dus de kracht van mijn conclusies uitdrukken?

Krijn
Student hbo - maandag 17 februari 2003

Antwoord

Je bepaalt HmaxVVL als een percentage van HmaxHL Dat betekent dat d=HmaxVVL-HmaxHL ook een percentage van HmaxHl, maar is dat wel verstandig ??

Bereken zelf bij elke persoon even die d waarde.
Als je gelijk hebt zou er dus een lineair verband moeten bestaan tussen de d waarden en HmaxHL. Of dat zo is kun je zien door eens naar de correlatiecoefficient te kijken tussen de d waarden (NIET RELATIEF) en de waarde van HmaxHL. Ik krijg uit die correlatiecoefficient r=0,17. Een zeer zwak verband dus. De conclusie hieruit is:
ER IS GEEN REDEN OM AAN TE NEMEN DAT DE VERSCHILLEN
d=HmaxVVL-HmaxHL AFHANGEN VAN DE WAARDE VAN HmaxHL.

Ik zou dan ook niet met die percentages werken maar gewoon met de d waarden, die zijn respectievelijk:
0,15 0,05 0,10 0 0,15 0,10 0,15 0,05 0,15
We kunnen nu toetsen H0:HmaxVVL=HmaxHL ofwel md=0
Tegen H1:HmaxVVL>HmaxHL ofwel md =HmaxVVL-HmaxHL>0
Dit is een verschiltoets voor gekoppelde waarnemingen. Een normale verdeling is hierbij vereist !! Daar voldoe je eigenlijk niet aan, je zou een steekproef van minimaal n=30 moeten bekijken. Ik voer deze toets toch even voor je uit met a=0,05
* De toetsingsgrootheid bij deze toets is dgem=0,10
* De grens van het kritiek gebied = t9·sd/n=1,83·0,0559/9 =0,034
Dat betekent dat je in ieder geval zou mogen concluderen dat de verwachte HmaxVVL > verwachte HmaxHL. En dat is wat je feitelijk wel wil.

Je kunt ook wel iets zeggen over het verwacht verschil tussen HmaxVVL en HmaxHL. Daartoe maken we een 95% betrouwbaarheidsinterval voormd=HmaxVVL-HmaxHL
Met 95% betrouwbaarheid geldt
dgem-t9·sd/n < md=HmaxVVL-HmaxHL < dgem+ t9·sd/n
Dus 0,10-2,26·0,0559/9 < md < 0,10+2,26·0,0559/9
Dus 0,06 < md < 0,14 voor het te verwachten verschil.

Mochten er dingen niet duidelijk zijn, laat het dan even weten. Je kent mijn mail adres.

Met vriendelijke groet


JaDeX

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 20 februari 2003



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3