De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Kenmerken van vierdegraadsfuncties?

Voor ons Wiskunde D PO moeten wij vierdegraadsfuncties behandelen. Graag willen wij uitleggen wat de verschillende kenmerken zijn van een vierdegraadsfunctie en wat de verschillende variabelen in de volgende formule doen:
f(x)=ax4+bx3+cx2+dx+e

Wat wij wel al weten:
a geeft de breedte van de grafiek en of het een berg of dal is:
a0, dal
a0, berg
f'(x) = 0 geeft de toppen van f(x)
f''(x) = 0 geeft de buigpunten van f(x)

Zou iemand ons hiermee kunnen helpen?

Alvast bedankt!

Jaap
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 16 april 2010

Antwoord

Hallo, Jaap.

Stel f(x) = a·g(x) met g(x) = x4+px3+qx2+rx+s.
We kijken eerst naar de kenmerken van g(x), en wat p,q,r,s hier doen.
Vervolgens betekent vermenigvuldigen met a, inderdaad, de grafiek in de lengte (dwz in de richting van de y-as) vermenigvuldigen met |a| en daarna spiegelen in de x-as als a0.

Stel g(x) = h(x) + s, met h(x) = x4+px3+qx2+rx.
We kijken eerst naar de kenmerken van h(x), en wat p,q,r hier doen.
Vervolgens betekent vermeerderen met s een verschuiving (translatie) over afstand |s|, in de richting (0,1) van de positieve y-as als s0 en in de tegenovergestelde richting als s0.

De afgeleiden van de functies g(x) en h(x) zijn gelijk, en wel
g'(x) = h'(x) = 4x3+3px2+2qx+r.
De nulpunten van g'(x) zijn precies die van f '(x) = ag'(x) (tenzij a=0, wat niet de bedoeling is). Aangezien een derdegraadsfunctie ofwel 1 ofwel 3 tekenwisselingen heeft, heeft f(x) ofwel 1 ofwel 3 toppen.

De tweede afgeleide van f(x) is
f "(x) = ag"(x) = ah"(x) = 12x2+6px+2q.
Een tweedegraadsfunctie heeft 0 of 2 tekenwisselingen, dus f(x) heeft 0 of twee buigpunten.

Ik weet niet hoever de analyse moet gaan.
Nog dit:
Als f(x) vier reële nulpunten x1 en x2 en x3 en x4 heeft, dan is
f(x) = a(x-x1)(x-x2)(x-x3)(x-x4).
Werkt men nu het rechterlid uit, dan vindt men
-p = x1 + x2 + x3 + x4,
q = x1x2 + x1x3 + x1x4 + x2x3 + x2x4 + x3x4,
-r = x1x2x3 + x1x2x4 + x1x3x4 + x2x3x4,
s = x1x2x3x4.

Teken eens de mogelijke grafieken van tweede-, derde- en vierdegraadsfuncties in verband met de mogelijke aantallen tekenwisselingen en toppen.
Zie je ook verband tussen het aantal toppen van de grafiek van een vierdegraadsfunctie en de mogelijke aantallen buigpunten?


Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
vrijdag 23 april 2010



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3