De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Re: Re: Re: Re: Re: Berekening voor het aantal termen

 Dit is een reactie op vraag 59404 
Ja, dan is n dus 10.
Dan krijg je:
3 · 1-210/1-2 = 3 · 1023 = 3069
Maar dat klopt toch niet? Want de som is dan kleiner dan de laatste term?

En wat doe je als het getal groter en groter wordt? (Ik mag geen rekenmachine gebruiken)
Sn = 2 + 8 + 32 + 128 + ... + 2147483648
bijvoorbeeld?
dan kan je dus ook
b · gt = N
2 · 4t = 2147483648
4t = 1073741824
... ?

Hanna
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - zaterdag 23 mei 2009

Antwoord

Beste Hanna,

Die 1024 kan je schrijven als 210, maar rechts stond er niet n maar n-1 in de exponent. Dus: n-1 = 10, waaruit n = 11. Dan zal de som ook wel kloppen.

Voor de 'grotere' opgave, ben je zeker dat je geen rekenmachine mag gebruiken...? Je weet natuurlijk dat het een macht van 4 moet zijn (als de opgave zinnig is), dus je kan beginnen te delen door 4 totdat het wat kleiner wordt... Maar dat lijkt me toch niet zo prettig, met de hand.

mvg,
Tom

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zaterdag 23 mei 2009
 Re: Re: Re: Re: Re: Re: Berekening voor het aantal termen 



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3