De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Oppervlakte

P is een punt op de schuine zijde van een gelijkbenige rechthoekige driehoek ABC, met A = 90°. Door P trekt men evenwijdigen met de rechthoekszijden, die de driehoek verdelen in 2 kleinere driehoeken en 1 rechthoek. We noemen de punten Q en R.

Nu moet ik bewijzen dat de oppervlakte van een van deze delen minstens 4/9 is van de oppervlakte van de grote driehoek ABC.

De oppervlakte van de kleine driehoeken zijn: |CQ|+|QP|/2 en |RP|+|RB|/2

De oppervlakte van de driehoek is gelijk aan:
|QP|*|RP|

Daar zit ik vast, kan iemand mij helpen?

Jeroen
3de graad ASO - dinsdag 14 november 2006

Antwoord

Leg A in (0,0), B in (1,0) en C in (0,1). De coordinaten van P zijn dan (x,1-x). Hiermee kun je de drie grootheden zo uitdrukken in x. Vervolgens moet je bewijzen dat een van die uitdrukkingen altijd ten minste 4/9 is. Het voordeel is dat alles nu van één variabele, x dus, afhangt.

kphart
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 14 november 2006



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3