De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Machtsverheffen

Hallo,

Ik werd onlangs geconfronteerd met de volgende formule:

c= 1,6·10^0.4(t-30)

Het gegeven 0.4(t-30) is de macht. Wat is de rekenmanier om dit soort machten op te lossen? Wanneer ik dit probeer krijg ik steeds irriele antwoorden.

Bvd en mvg,

Paul

Paul
Student hbo - zaterdag 15 juli 2006

Antwoord

voorbeeld:
stel c = 160. los op
160=1,6.100,4(t-30)

Û100,4(t-30) = 100
Û0,4(t-30) = 10log100
Û0,4(t-30) = 2
etc ...
verder kun je deze 1e graads vergelijking denk ik zelf oplossen.

Nog een kleine toegift. Want de 10log100 (of iets anders van de vorm 10log..) kun je direct met de log-knop op je rekenmachine uitrekenen. Want op je rekenmachine is log hetzelfde als 10log.
Maar wat nou, als de vergelijking had geluid:

"stel c = 160. los op
160=1,6.70,4(t-30)"

dan moet je als volgt te werk gaan:
70,4(t-30)=160/1,6=100
Û 0,4(t-30)= 7log100

Hier aangekomen, moet je teruggrijpen op de formule:
alogb = glogb/gloga
waarbij g vrij te kiezen is (groter dan 0; ongelijk aan 1)
Dus 7log100 = 10log100/10log7
En zo kun je em alsnog via de rekenmachine uitrekenen.

groeten,
martijn

mg
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zaterdag 15 juli 2006



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3