De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Exponentiele vergelijkingen

ik weet niet hoe ik eraan moet beginnen .
1) 25·(125)-x = (0.04)^(x-1/2)
2) 35x + (√3)^(10x) + (3√3)^(10x/3) = 25x + 32x

En verder moet ik hiervan de transformaties vinden vertrekkend van y=1/2x :
y = 3 - 2·1/2^(x/2)

Maar ik weet niet hoe .

Bjorn
3de graad ASO - dinsdag 21 februari 2006

Antwoord

Beste Bjorn,

Voor de eerste opgave kunnen we beide leden schrijven als een macht met grondtal 5. Voor het linkerlid geeft dat 25*125-x = 52*53-x = 52-3x. Probeer je het ook voor het rechterlid? Dat is iets moeilijker...

Bij de tweede opgave zal het niet zo gemakkelijk gaan om beide leden in hetzelfde grondtal te zetten, maar daar kan je iets anders leuks tegenkomen: gelijke exponenten. Zoals al te zien aan de grondtallen ga je het linkerlid best herschrijven als een macht van 3 en het rechterlid als een macht van 2.

Wat je op het einde met die transformaties bedoelt is me niet helemaal duidelijk, als je daar nog mee vastzit kan je het even toelichten.

mvg,
Tom

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 21 februari 2006



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3