De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Volledige inductie

Bewijs dat k=0ån-1 1/[(n+k)(n+k+1)] = 1/2n, voor n1

De basisstap is in orde.
Als je dan de inductiehypothese hebt toegepast krijg je:
1/2n + 1/[(2n)(2n+1)]
Dit moet natuurlijk gelijk zijn aan 1/(2n+2)
Maar het lukt niet om dat aan elkaar gelijk te krijgen.

Alvast bedankt

Thomas
Student universiteit - donderdag 9 februari 2006

Antwoord

Dag Thomas,

Je kan die twee uitdrukkingen niet aan elkaar gelijk krijgen, want ze zijn niet gelijk, vul maar eens een willekeurige n-waarde in.

Wat is er dan fout gelopen? Wel, de termen in de som hangen van n af, en daar heb je geen rekening mee gehouden. De inductiehypothese is:
SOM(k=0..n-1) 1/((n+k)(n+k+1)) = 1/(2n)
Te bewijzen is:
SOM(k=0..n) 1/((n+1+k)(n+1+k+1)) = 1/(2(n+1))

Zoals je ziet heb ik de uitspraak 'vertaald' door telkens n te vervangen door n+1. Dus ook in de termen van de som!

Nu, hoe bewijs je dit met inductie:
SOM(k=0..n) 1/((n+1+k)(n+k+2))
= SOM(k'=1..n+1) 1/((n+k')(n+k'+1))
door de substitutie k'=k+1. Ik heb daarvoor gekozen om de somtermen in dezelfde vorm te krijgen als in de inductiehypothese.

Probeer nu de inductiehypothese te gebruiken. Je hebt nog wel wat werk om alles op te tellen (want k' loopt niet van 0 tot n-1 zoals in de inductiehypothese, maar wel van 1 tot n+1). Maar uiteindelijk komt het braaf uit op 1/(2n+2).

Groeten,
Christophe.

Christophe
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 9 februari 2006



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3