\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Re: Re: 2 en 3 onbekenden

 Dit is een reactie op vraag 11438 
Goede dag kunnen jullie aub controleren of dit goed is en indien ik iets fout heb gedaan uitleggen wat. Ik ken verder niemand die dit goed snapt dus stel het erg op prijs als jullie mij kunnen helpen. Alvast bedank.

1(b)

2p + q + 5r = 3
3p – 2q – 2r = 1
5p – 3q + 2r = 2

Bij deze som kom ik steeds bij een fout zie hier:

2p + q + 5r = 3
3p – 2q – 2r = 1
5p – 3q + 2r = 2 q = 3 – 5r – 2p

3p – 2(q) – 2r = 1
5p – 3(q) + 2r = 2 q= 3 – 5r – 2p

3p – 2(3 – 5r – 2p) – 2r = 1
5p – 3(3 – 5r – 2p) + 2r = 2

Haakjes wegwerken

3p – 6 + 10 R + 4p – 2r = 1
5p – 9 + 15 R + 6p + 2r = 2 q= 3 – 5r – 2p
Dus
7p + 8r = -5
11p + 17r= -7

Indien bijvoorbeeld 16r uit kwam ipv 17r dan wist ik wel hoe verder. Dan hou je gewoon 1 onbekende over maar nu kan dat niet met 17r.

2(a)

x2 + 8x – 20 = 0
mijn antw:
(x + 10) (x –2) = 0 (=) x2 - 2x + 10x – 20
1 2 3 4

x + 10 = 0 V x –1 = 0
x = -10 x=2

2(b)

x2 - 10x + 25 = 0
antw :
(x-5) (x-5) = 0
x=5


2(c)

x2 - 9x + 24 = 0
Deze kom ik nietr uit oook niet met abc formule komt een min getal uit en wortel door min getal kan niet.

3(a)
3x2 + 14x – 5 = 0
ant:
ABC FORMULE

x= -14±[196 -4*3--5]
6
x= -14±[196 + 60]
6

x= -14±[256]
6

x= -14±16
6

x= -14+16 x= -14-16
6 6


x= 2/6 = 1/3 (mag dit?) V x = -5



3(b)

4x2 + 4x + 1 = 0
Antw :
(2x +1) (2x +1) = 0
2x + 1=0
2x = -1
x= - 0,5


3(c)

Bij deze som kom ik er ook niet uit.

5x2 + 5x +2 = 0

4(a)
x2 - 13x – 30 = 0
ABC Formule gebruiken dus:

x= 13±[289]
2

x= 13+17 V x= 13-17
2 2

x = 30:2 = 15 V x= -4:2 = -2

4(b)

x2 - 4x + 4 = 0
(x - 2) (x -2) = 0

x=2







Attema
Leerling mbo - zondag 1 juni 2003

Antwoord

1(b) Waarom kan dat niet met 17r? Wat als je de eerste vergelijking nu eens zou vermenigvuldigen met 17/8? Je maakt trouwens een rekenfout. De rechterleden van de laatste vergelijkingen zijn 7 en 11 ipv -5 en -7.

2(a) 2(b) en 2(c) zijn juist, bij die laatste zijn er inderdaad geen reele oplossingen.

3(a) is juist (natuurlijk mag je teller en noemer vermenigvuldigen of delen met eenzelfde getal, zie rekenen met breuken)

3(b) en 3(c) zijn juist, bij die laatste zijn er inderdaad geen reele oplossingen.

En ook 4(a) en 4(b) zijn juist. Goed gewerkt


woensdag 4 juni 2003

©2001-2024 WisFaq