Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 60268 

Re: Stelsel vergelijkingen

Beste Tom,

Hartelijk dank. Ik heb a=b=c=1/3.

Nu moet ik p(t) bepalen...a,b,c invullen in:

p(t)=a0 + b·e0,5(Ö(3)i-3)at + c·e-0,5(Ö(3)i+3)at

maar hoe krijg ik dit mooier? Er staat als hint bij: als l= e2pi/3 Dan
1+ln + l-n = 3 voor nÎ3 en anders 0.

Ik heb geprobeerd om p(t) in die vorm te schrijven maar ik krijg echt niet zulke emachten....

Chris
Student hbo - donderdag 8 oktober 2009

Antwoord

Beste Chris,

Alledrie 1/3 klopt. Je hebt niet uitgelegd wat p(t) is of waar dit opeens vandaan komt - kan je uitleggen wat hier precies de bedoeling is...?

mvg,
Tom

td
donderdag 8 oktober 2009

©2001-2024 WisFaq