Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 50503 

Re: Re: Exponenten

a) Op 1 mei zijn er 1000 eenheden, op 2 mei zijn er 1000*1,05 eenheden, op 3 mei zijn er 1000*1,05^2 eenheden, zodat er op 20 mei 1000*1.05^19 eenheden zijn. Op 21 mei zijn er 1000*1,05^19*0,92 eenheden, op 22 mei zijn er 1000*1,05^19*0,92^2 eenheden, op 23 mei zijn er 1000*1,05^19*0,92^3 eenheden, zodat er op 31 mei 1000*1,05^19*0,92^11 1010 eenheden zijn.
b) 1000*1,05^19*g^11=1000, zodat g 0,919; g = (100 - p)/100, zodat p = 8,1 het in de deelopgave gevraagde afnamepercentage is.
c) 1000*1,05^(n+1)*0,9^(31-(n+1)) = 1000, zodat n 20,2 en n+1 21,2. n = 0 komt overeen met de eerste onderzoeksdag, zijnde 1 mei, dus n+1 geeft de dag van de maand mei. De gevraagde datum is dus 21 mei.

RvdB
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 28 april 2007

Antwoord

a. en b. zijn correct.
Ik zou bij c. in plaats van n+1 gaan rekenen met n-1, als n tenminste betekent: de dag van de maand mei. Ik kom dus op n 22.2, en daarom dus ook op 22 mei.
groet,

Anneke
zondag 29 april 2007

 Re: Re: Re: Exponenten  

©2001-2024 WisFaq