Geachte
Ik vroeg me af, hoe ik een oefening moet oplossen. Gegeven is A(3,7), B(-1,-1) en C(7,1). Gevraagd is de vergelijking van de hoogtelijn uit A.B.H
6-6-2020
De hoogtelijn uit A staat loodrecht op BC. De lijn door BC met richtingscoëfficiënt $
r_{BC} = \frac{1}{4}
$
De hoogtelijn door A heeft als richtingscoëfficiënt $
r_A = - 4
$
De vergelijking van die hoogtelijn wordt $y=-4x+b$. Bereken nu $b$ zodat de lijn door A gaat:
$7=-4·3+b$
$b=19$
De vergelijking is $y=-4x+19$
WvR
6-6-2020
#90042 - Analytische meetkunde - 3de graad ASO