WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op zaterdag 27 april 2024

Lijnen afstand

Beste,

Ik heb deze opdracht gekregen voor school en begrijp twee tussen opdrachten niet:

Opgave 6

Gegeven zijn de lijnen 𝑙:𝑥/2−𝑦/3=1 en 𝑚:𝑦=112𝑥+1.

D) Bereken de afstand tussen de lijnen l en m in twee decimalen nauwkeurig.

H) Op lijn l liggen de punten P(6,6) en Q(a,b). De middelloodlijn van lijnstuk PQ wordt (afgerond) gegeven door 𝑛:𝑦=−0,6𝑥+13,8. Bereken de coördinaten van punt Q.

Bij D heb ik het vermoeden dat je de stelling van Pythagoras moet gebruiken maar ik kom uit op het antwoord -11. Dit kan niet kloppen denk ik.

Bij H) begrijp ik uberhaupt niet wat ik moet doen.

Wyona
1-9-2018

Antwoord

D) Neem een punt op de ene lijn, bijvoorbeeld $(2,0)$ op $l$, en neem de lijn loodrecht op $l$ door dat punt en snij die met $m$. De afstand tussen de twee punten is de afstand die je zoekt.
H) De punten op de middelloodlijn hebben gelijke afstand tot $P$ en $Q$; het snijpunt van $n$ en $l$ ligt dus midden tussen $P$ en $Q$ op $l$.

kphart
1-9-2018


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#86771 - Functies en grafieken - Leerling bovenbouw havo-vwo