WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op maandag 6 mei 2024

Vergelijking met complexe getallen

Los op:

(1 + √3 . i)3

Uitwerking:
= 1 + 3 √3 . i + 9 . i2 + (√3)3 . i3

Mijn vraag:
Dit zou moeten gelijk zijn aan -8 ? Hoe werk je deze oefening verder uit?

Sebastien
14-9-2014

Antwoord

i2=-1 en i3=-i, dus

= 1 + 3√3·i - 9 - 3√3·i
= 1 - 9
= -8

WvR
14-9-2014


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#73875 - Complexegetallen - 3de graad ASO