In de meetkunde leerden we de hoeken bepalen m.b.v.inproduct, bij een oef heb ik een fout die ik niet vind.
Gegeven driehoek ABC met A ( 1,5 )B(1,-2) en C(7,3) en we moeten de hoeken bepalen.
Ik vind door richAB=(3,4);rich(AC)=(3,-1) en richBC=(2,1) voor de hoeken B = 26°33'54" en voor C =45° Ik werk juist op dezelfde manier voor A nl
9-4=5*sqrt(10)*cosA; dus cos A = 1/sqrt(10) maar dan vind ik voor A niet de gepaste hoek, zou eigenlijk voor cosA moeten hebben -1/sqrt(10), maar waar zit dan mijn fout?Vanneste Diana
5-6-2007
dag Vanneste,
Het is mij een raadsel hoe je uit de coördinaten van A, B en C tot jouw richtingen gekomen bent.
A(1,5)
B(1,-2)
dan is rich(AB) toch gelijk aan (1-1,-2-5) ofwel (0,-7), wat je dan weer kunt vereenvoudigen tot (0,-1)
Lukt het dan?
groet,
Anneke
5-6-2007
#51206 - Goniometrie - 3de graad ASO