WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op donderdag 2 mei 2024

Oppervlakte

P is een punt op de schuine zijde van een gelijkbenige rechthoekige driehoek ABC, met A = 90°. Door P trekt men evenwijdigen met de rechthoekszijden, die de driehoek verdelen in 2 kleinere driehoeken en 1 rechthoek. We noemen de punten Q en R.

Nu moet ik bewijzen dat de oppervlakte van een van deze delen minstens 4/9 is van de oppervlakte van de grote driehoek ABC.

De oppervlakte van de kleine driehoeken zijn: |CQ|+|QP|/2 en |RP|+|RB|/2

De oppervlakte van de driehoek is gelijk aan:
|QP|*|RP|

Daar zit ik vast, kan iemand mij helpen?

Jeroen
14-11-2006

Antwoord

Leg A in (0,0), B in (1,0) en C in (0,1). De coordinaten van P zijn dan (x,1-x). Hiermee kun je de drie grootheden zo uitdrukken in x. Vervolgens moet je bewijzen dat een van die uitdrukkingen altijd ten minste 4/9 is. Het voordeel is dat alles nu van één variabele, x dus, afhangt.

kphart
14-11-2006


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#47617 - Vlakkemeetkunde - 3de graad ASO