|
|
\require{AMSmath}
Lineaire algebra
Ellips
Op een ellips E met brandpunten F,F' en met middelpunt O neemt men een punt D. Bewijs dat de volgende rechten concurrent zijn: de raaklijn t in D aan E, de loodlijn uit F op t, de evenwijdige door O met DF'. Als je dan de drie vglk zoekt moet de det dan 0 zijn en zoja waarom?
PVN
7-1-2025
Antwoord
Hallo, De drie vergelijkingen van deze rechten kun je inderdaad schrijven in een stelsel van 3 vergelijkingen met (slechts) 2 onbekenden. In de meeste gevallen heeft zo'n stelsel geen oplossing. De voorwaarde dat het stelsel een oplossing heeft (d.w.z. de rechten hebben één gemeenschappelijk punt) is dat de determinant van de verkregen matrix gelijk is aan 0. Men noemt dit algemeen het elimineren van n onbekenden uit n+1 (eerstegraads)vergelijkingen. Ok?
LL
7-1-2025
Re: Ellips
Maar als de det=0 is het toch ofwel vals ofwel onbepaald,...
pvn
7-1-2025
Antwoord
Ik weet niet hoe ver jij op de hoogte bent van het bespreken van stelsels en de begrippen rang van een matrix en van de uitgebreide matrix van stelsels. Ik zal het proberen uit te leggen zonder deze begrippen. We gaan ervan uit de vergelijkingen lineair onafhankelijk zijn, dit wil zeggen dat de vergelijkingen geen veelvouden zijn en een vergelijking niet kan geschreven worden als een lineaire combinatie van andere vergelijkingen. In jouw toepassing is dat zeker het geval. Als we dan evenveel onbekenden als vergelijkingen hebben is er altijd precies één oplossing (1). Als er één vergelijking meer is, is er algemeen geen oplossing meer want de kans is klein de gevonden oplossing in (1), ook past in de bijkomende vergelijking. Er is dan enkel een oplossing als deze bijkomende oplossing een lineaire combinatie is van de andere vergelijkingen, en dan moet de determinant gelijk zijn aan 0. Men noemt dit algemeen het elimineren van n onbekenden uit n+1 (eerstegraads)vergelijkingen.
LL
7-1-2025
Bewijs associativiteit groepentheorie
Ik wil bewijzen dat de viergroep van Klein een groep is. Voorbeeld {1,a,b,c} Moet ik dit bij de voorwaarde associativiteit voor alle mogelijke combinaties doen? Of is 1 voorbeeld voldoende? Moet ik dus als volgt 1*(a*b)=1*c=c net als (1*a)*b=a*b=c EN 1*(1*1)=1*1=1 net als (1*1)*1=1 EN bewijzen dat (a*a)*a=a*(a*a) EN a*(b*c)=(a*b)*c Enz....? Dat lijkt me toch enorm veel schrijfwerk. Hoe wordt dat normaal gedaan? Er zijn toch wel heel veel combinaties.... Je kan ook niet gewoon verwijzen naar de Cayley-tabel...
Tom
9-2-2025
Antwoord
Ja, als je niets anders hebt dan de groepstabel zul je alle drietallen langs moeten lopen. Als alternatief kun je proberen die groep als symmetriegroep van een figuur te zien (een rechthoek die geen vierkant is); of als ondergroep van een andere groep, bijvoorbeeld $\bigl\{(1), (1\,2)(3\,4), (1\,3)(2\,4),(1\,4)(2\,3)\bigr\}$ als deel van $S_4$.
kphart
9-2-2025
Samennemen
Hallo als je 3 matrices hebt en dus 3 stelsels met 3 keer dezelfde coefficientenmatrix waarom mag je dat dan samennemen tot 1 matrix?
Karel
11-3-2025
Antwoord
Omdat je bij het oplossen van de drie stelsels drie keer dezelfde rijoperaties in de coëfficiëntenmatrix doet; dus die kun je net zo goed één keer doen voor alledrie stelsels tegelijk.
kphart
12-3-2025
Basis
Hallo, ik ben nu bij mijzelf basissen aan het leren, maar ik breek me over deze:
Stel een basis op voor Span( (1,0,1,0),(1,2,1,-1),(-2,0,3,2),(0,0,5,2) )
Mvg Johan
Johan
19-3-2025
Antwoord
Kijk of een van de vier een lineaire combinatie van de andere drie is. Zo nee: de vier zijn lineair onafhankelijk en vormen een basis. Zo ja: laat die vector weg uit je viertal en herhaal het proces voor de overige drie: is eentje een lineaire combinatie van de andere twee? Zo nee: klaar, de drie vormen een basis. Zo ja: doe die vector weg en kijk naar de overgeleven twee $\dots$
kphart
20-3-2025
Kortste afstand berekenen
Ik krijg een ander antwoord dan de uitwerking van het boek. Ik heb zelf gekeken of ik een verkeerde denkstap heb genomen, maar mij lijkt dat wat ik heb gedaan ook tot het juiste antwoord moet leiden.

De eerste stap, de ruimtevectoren van de vliegtuigen van mij zijn gelijk aan die van de uitwerkingen. Wat anders is, is dat in de uitwerkingen een vergelijking van een vlak wordt opgesteld en daarmee de afstandsformule wordt gebruikt. Ik heb de (naar 3D uitgebreide) formule van Pythagoras gebruikt en de afgeleide daarvan gelijk gesteld aan 0. Het tijdstip waarop de afstand dan minimaal is, is dan dit berekende tijdstip. Daarna heb ik dit tijdstip weer ingevuld in de gemaakte 'Pythagoras-formule' en daarmee de afstand verkregen.
Hieronder mijn uitwerking beknopt overgetypt:

Die x weer invullen geeft ongeveer 153 544 meter als afstand en dat is veel meer dan wat er in de uitwerkingen staat. Wat klopt er niet aan mijn uitwerking?
Henk
20-3-2025
Antwoord
Lees de vraag nog eens goed: er wordt gevraagd naar de kortst mogelijke afstand tussen de twee vliegtuigen. Wat er niet staat is ook belangrijk, er staat niet dat de vliegtuigen tegelijk uit Brussel/Bonn vertrekken, noch dat ze dezelfde snelheid hebben; allemaal dingen die je wel in je uitwerking hebt gestopt.
De opgave vraagt op een nogal omslachtige manier naar de afstand tussen de twee lijnen waarlangs de vliegtuigen vliegen; dichter dan die afstand kunnen ze niet bij elkaar komen, ongeacht snelheid, startijd, enzovoort. De uitwerking die je beschrijft is correct: een vlak door de ene lijn parallel aan de andere opstellen en dan de afstand van de andere lijn tot dat vlak bepalen.
kphart
20-3-2025
Re: Basis
En hoe kan je snel bepalen of er een lineair afhankelijk is? Ofwel kan je het gewoon zien en als je dit niet ziet, wat kan je dan doen. Want ik heb de det uitgerekend en die was natuurlijk 0 dus ze waren lineair afhankelijk en hoe weet ik dan welke kolom ik moet schrappen?
Mvg Johan
Johan
20-3-2025
Antwoord
Het hangt allemaal van je voorkennis af, maar in het algemeen kun je niet gewoon zien welke kolom je weg kunt laten. Je zult moeten rekenen. Ik heb al uitgerekend dat de vierde vector een lineaire combinatie van de eerste drie is door een stelsel vergelijkingen op te stellen via
$x_1(1,0,1,0)+x_2(1,2,1,-1)+x_3(-2,0,3,2)=(0,0,5,2)$: $$\begin{cases} x_1+x_2-2x_3=0\\ 2x_2=0\\ x_1+x_2+3x_2=5\\ -x_2+2x_3=2 \end{cases} $$Dus de vierde vector kan weg. Door nog drie van dit soort pogingen zul je zien dat de overige drie lineair onafhankelijk zijn. Als je al wat meer weet kun je dat al aan de oplossing van het stelsel zien.
kphart
21-3-2025
Re: Re: Basis
Dus een basis die slechts een deelruimte van gans R4 voortbrengt zijn dus deze koppels zonder de vierde? Zou je ook een beredeneerde gok kunnen doen door naar de determinant te kijken om zo te bepalen welke weg kan.
Johan
21-3-2025
Antwoord
Dat lijkt me niet, de determinant is maar één getal, en als die gelijk is aan $0$ dat zegt dat alleen maar dat de vier lineair afhankelijk zijn. Aan die nul kan ik niet zien welke vector (of vectoren) ik weg kan laten.
kphart
21-3-2025
Vectoren
Ik heb oefening 11 en 13 die ik minder goed begrijp. Oefening 11: Ik heb deze geprobeerd te maken. Ik weet niet of dit juist is. De eerste begrijp ik niet goed. Oefening 13: Ik heb deze al omgevormd naar vector BX. Ik weet alleen niet goed hoe ik het dan kan tekenen. Alvast bedankt voor de hulp.
Eline
5-6-2025
Antwoord
Ik weet niet waar dit over gaat. Misschien is het handig om de oefeningen mee te sturen?
WvR
6-6-2025
Re: Vectoren
Oei, dan is er iets misgelopen met de bijlage.
In oefening 11 heb ik een parralellogram ABCD gekregen met M het midden van de diagonlen AC en BD.
Volgende bewerkingen moeten gedaan worden. Ik had al volgende uitkomsten:
Vector AB + vector CD = ... -- $>$ deze begrijp ik niet goed Vector AD + vector DM = ... -- $>$ Vector AM Vector DM - Vector MC = ... -- $>$ Vector DC Vector BC + vector MA = ... -- $>$ Vector MB Vector AM = vector AC + ... -- $>$ Vector CM Vector AD = vector DC + ... -- $>$ Vector CA
Oefening 11: Ik heb deze geprobeerd te maken. Ik weet niet of dit juist is. De eerste begrijp ik niet goed.
Oefening 13: Ik heb deze al omgevormd naar vector BX. Ik weet alleen niet goed hoe ik het dan kan tekenen.
Eline
6-6-2025
Antwoord
Hallo Eline,
Bedenk dat een vector bepaald wordt door grootte en richting. Het maakt niet uit waar een vector is getekend. Je mag een vector dus verplaatsen om beter te zien wat de som of het verschil is, zolang je een vector niet draait en niet korter of langer maakt. Eén van de manieren om de som van vectoren te bepalen is door op de 'kop' van de eerste vector de 'staart' van de tweede vector te tekenen. De somvector loopt van de staart van de eerste vector naar de kop van de tweede vector. Hiermee kan je de vragen (beter) beantwoorden: - De vectoren AB en CD zijn precies tegengesteld. Als je deze optelt (dus: straat van CD op de kop van AB), dan kom je weer in het startpunt uit. De som is dus de nul-vector.
- Vector AD + vector DM is inderdaad vector AM. De staart van DM staat al op de kop van AD. Je komt uit in M. De somvector is dus AM.
- Vector DM - vector MC is niet DC. Dit zou de som zijn, maar hier wordt een verschil gevraagd. Je moet het tegengestelde van vector MC (dit is CM) optellen bij DM. Je zet dus vector CM met zijn staart op de kop van DM, je komt dan uit in A. verschilvector DM-MC is dus vectoer DA.
- BC + MA: zet MA met de staart op C (=kop van BC), je komt uit in M. De somvector is CM.
- AC + 'iets' moet AM opleveren. Dat 'iets' begint in C (= kop van AC) en moet uitkomen in M. Het klopt dat dit 'iets'vector CM is.
- DC + 'iets' moet AD opleveren. Bedenk dat DC dezelfde vector is als AB. Je ziet dat AB + BD = AD, dus BD is de gevraagde vector.
Een andere manier is: de gevraagde vector is AD-DC, dus AD + CD. OK zo?
GHvD
7-6-2025
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2025 WisFaq - versie 3
|