De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Het vrijmaken van variabelen bij logaritmen

Ik heb een opgaven over het vrijmaken van variabelen bij logaritmen waar ik niet helemaal uitkom.

De vraag gaat over de volgende formule:
pr=-6.09+5,23·log t

De vraag is: herleidt deze formule tot: t=b·gpr
bereken b en g

Zou iemand mij hierbij kunnen helpen?
Bedankt alvast!

Iris
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 26 juni 2012

Antwoord

Gebruik de hoofdregel van de logaritme:

glog(a)=b Û gb=a

In dit geval:

$
\begin{array}{l}
pr = - 6,09 + 5,23\log t \\
pr + 6,09 = 5,23\log t \\
\log t = 0,191 \cdot pr + 1,164 \\
t = 10^{0,191 \cdot pr + 1,164} \\
t = \left( {10^{0,191} } \right)^{pr} \cdot 10^{1,164} \\
t = 1,553^{pr}\cdot 14,603 \\
\end{array}
$

Bij benadering dan...

Je moet maar 's kijken of je dat kan volgen.

Tip van de week
Als je bij logaritmische of exponentiële vergelijking dreigt vast te lopen denk dan 's aan de hoofdregel van de logaritme.

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 27 juni 2012



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3