\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Oefeningen met schaalberekeningen

hallo
ik heb een groot probleem ,we hadden vandaag oefeningen met schaalberekeningen, ik begreep er alleen NIKS van ik zou een paar oefeningen geven als voorbeeld, alvast THANKS!
lijntje van 2 cm er naast staat 4m -------5cm
wat is de schaal van dat lijntje ? 1/?
en wat moet ik doen om van 4m --- 5cm

alvast heeel erg bedankt ,snap er nixxx van
-Emma-

emma
1ste graad ASO-TSO-BSO - dinsdag 13 mei 2003

Antwoord

Beste Emma,

Als ik het goed begrijp is er een lijntje getekend van 5 cm die in werkelijkheid 4 m zou moeten zijn (op schaal getekend), en dat jij nu moet berekenen wat 2 cm dan in de werkelijkheid moet voorstellen? Indien je iets anders bedoelde, moet je gewoon replyen op deze vraag.
Je weet dat 5 cm in werkelijkheid 4 m is, dan is 1 cm in werkelijkheid 4/5 m = 80 cm, en is 2 cm het dubbele, namelijk 160 cm oftewel 1,6 m.

Om van die 5 cm naar die 400 cm (= 4 m) te gaan heb jij eigenlijk vermenigvuldigd met 80, het lijntje is dus 80 keer zo klein als in het echt. Je schrijft dan 1 : 80, dat wil zeggen "1 staat tot 80" die 1 wil zeggen 1 cm in de tekening, en die 80 wil zeggen hoeveel keer die 1 cm vergroot wordt (m.a.w. met hoeveel moet je die centimeter vermenigvuldigen zodat je de werkelijke afmeting krijgt).
1:100 wil bijvoorbeeld zeggen, 1 cm in de tekening is in werkelijkheid 100 keer zo groot, namelijk 100 cm en dat is 1 m. Je had ook 5 : 400 kunnen opschrijven, maar deel ze allebei 'ns door hun grootste gemeenschappelijke factor (5) en je krijgt 5/5 : 400/5 oftewel 1:80.

Ik hoop dat je 't nu wel begrijpt,

Davy.


dinsdag 13 mei 2003

 Re: Oefeningen met schaalberekeningen 

©2001-2024 WisFaq