Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 49814 

Re: Rekenkundige rijen en meetkundige rijen

Als ik het goed voorheb wordt dat dan

a+b-4+c=26

a+a·q+a·q2=26

maar ik zie hier niet in hoe je dan verder moet want je moet toch een vergelijking hebben in a en v?

Kevin
2de graad ASO - dinsdag 20 maart 2007

Antwoord

Beste Kevin,

Gegeven is dat a+b-4+c = 26, maar omdat a,b,c rekenkundig is kun je b vervangen door a+v en c vervangen door a+2v, zo heb je een vergelijking in a en v.

Ook weet je dat a,b-4,c meetkundig is, dus c/(b-4) = (b-4)/a. Maar als je hier weer b en c vervangt in functie van a en v, heb je weer een vergelijking in a en v.

mvg,
Tom

td
dinsdag 20 maart 2007

©2001-2024 WisFaq