ik snap de laatste vraag van mijn wiskunde hoofdstuk niet.
Twee personen A en B wegen een voorwerp met dezelfde weegschaal. A neemt het gemiddelde van de twee wegingen, B voert 8 wegingen uit en neemt hiervan het gemiddelde.
a) hoe zullen de standaardafwijkingen van de door A en B verkregen uitkomsten zich verhouden?
b) Door het gemiddelde te nemen van een voldoende groot aantal wegingen kan de standaardafwijking met 75% gereduceerd worden. Hoeveel wegingen moet je daarvoor uitvoeren?
c) leg uit dat de Ön-wet ook wel de wet van de afnemende standaardafwijking wordt genoemd.
alsjeblieft zsm een reactie het liefst nog vanavond alvast heel erg bedankt
brigit
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 12 oktober 2004
Antwoord
a) B voert 4 x zoveel metingen uit als A. Volgens de √n wet is de standaardafwijking van het gemiddelde van B √4 (=2) maal zo klein als dat van A b) Met 75 % gereduceerd betekent tot 25% (=1/4) teruggebracht. De standaardafwijking moet dus 4 maal zo klein worden , m.a.w. √n= 4. Dus n=16 c) Hoe groter het aantal is waarover je middelt (bijv het aantal wegingen) hoe kleiner de standaardafwijking wordt