WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op donderdag 2 mei 2024

Verzamelingen

beste wisfaq,

ik kom het volgende vraagstuk tegen:
P(A)=1/3, P(B)=1/2 en P(AÈB)=3/4. P(AÇB) is dan gelijk aan?

gegeven antwoord is 1/12.

Kunt u mij uitleggen of in ieder geval op weg helpen om tot dit antwoordt te komen....
ik heb namelijk niet hoe ik dit probleem moet aanpakken.

met vriendelijke groet,

Carlos

carlos
2-9-2008

Antwoord

De algemene somregel voor kansen luidt:
P(AÈB)=P(A)+P(B)-P(AÇB)
Invullen geeft
3/4=1/2+1/3-P(AÇB)
Dus
P(AÇB)=1/2+1/3-3/4=6/12+4/12-9/12=1/12.

hk
2-9-2008


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#56361 - Verzamelingen - Student universiteit